Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen
Samengevat
Wat houdt de maatregel in
Een kleine vennootschap moet 10% van de bedrijfsvoorheffing die ze inhoudt op bezoldigingen die ze vanaf 1 augustus 2015 betaalt of toekent aan haar werknemers niet langer doorstorten aan de fiscus. Dit percentage wordt verhoogd tot 20% voor microvennootschappen. Ook natuurlijke personen die voldoen aan deze definitie komen in aanmerking.
Deze maatregel geldt enkel voor werkgevers die sinds ten hoogste 48 maanden zijn ingeschreven in de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen).
Wie komt in aanmerking
Deze maatregel richt zich tot de werkgevers die voldoen aan volgende drie voorwaarden:
- onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5/12/68 betreffende de cao’s en de PC;
- voldoen aan de definitie van kleine vennootschap of microvennootschap (zie verder), of een natuurlijk persoon die aan dezelfde voorwaarden voldoet;
- maximaal 48 maanden ingeschreven zijn in de KBO. Deze termijn van 48 maanden vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op die inschrijving.
Wanneer de werkgever een werkzaamheid voortzet die voorheen werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of een andere rechtspersoon, vangt de termijn van 48 maanden aan op de eerste dag van de maand volgend op de eerste inschrijving in de KBO door die natuurlijke of rechtspersoon. Deze informatie wordt verduidelijkt in de FAQ - Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing - Startende ondernemingen op MyMinFin.
Definitie microvennootschap en kleine vennootschap
De werkgever moet een zelfstandige zijn of een kleine vennootschap die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria opgenomen in artikel 1:24, §§ 1 tot 6 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Een microvennootschap (zoals gedefinieerd in artikel 1:25 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen) is ook een mogelijkheid. Dit houdt in dat er voor het laatst afgesloten boekjaar, niet meer dan één van volgende criteria wordt overschreden:
microvennootschap | kleine vennootschap | |
---|---|---|
jaargemiddelde personeelsbestand | 10 | 50 |
jaaromzet, excl. btw | € 900.000 | € 11.250.000 |
balanstotaal | € 450.000 | € 6.000.000 |
Opgelet! Deze definities zijn van toepassing op boekjaren vanaf 1 januari 2024. Meer informatie over de oude en nieuwe definitie en de uitgestelde werking kan je vinden op de VLAIO-pagina Kmo-definitie? Verschil Europese en fiscale definitie > Fiscale definitie.
Wanneer meer dan één van de criteria worden overschreden of niet meer worden overschreden, heeft dit slechts gevolgen wanneer dit zich in twee opeenvolgende boekjaren voordoet. De gevolgen gaan dan in vanaf het daaropvolgende boekjaar.
In het geval van verbonden vennootschappen, moeten de criteria inzake omzet en balanstotaal op geconsolideerde (gegroepeerde) basis worden berekend. Wat het criterium personeelsbestand betreft, wordt het aantal werknemers opgeteld dat door elk van de betrokken verbonden vennootschappen jaarlijks gemiddeld wordt tewerkgesteld.
Wanneer er boekhoudkundig geen consolidatie wordt opgemaakt, kan men kiezen voor een alternatieve consolidatie (verhoging van de drempels met 20%).
Een vennootschap die zijn activiteit start, en dus niet beschikt over deze cijfers, moet de criteria bij het begin van het boekjaar te goeder trouw schatten.
Vzw’s komen voor deze maatregel enkel in aanmerking indien ze onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting.
Omvang steun
De vrijstelling bedraagt 10% van de bedrijfsvoorheffing als de onderneming voldoet aan de definitie van kleine vennootschap.
De vrijstelling bedraagt 20% van de bedrijfsvoorheffing als de onderneming voldoet aan de definitie van microvennootschap.
Deze maatregel geldt voor de lonen die vanaf 1 augustus 2015 worden uitbetaald. Er is geen terugwerkende kracht van toepassing op de vóór deze datum betaalde bezoldigingen.
Een werkgever kan de vrijstelling slechts toepassen gedurende de opstarttermijn van 48 maanden. Deze termijn van 48 maanden vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op de eerste inschrijving van de werkgever in de KBO.
De berekening van de vrijstelling gebeurt per werknemer d.w.z. dat de vrijstelling enkel kan toegepast worden op de bedrijfsvoorheffing die ingehouden is op de bezoldigingen van de betrokken werknemer.
Aanvraagprocedure
Er moeten twee aangiftes in de bedrijfsvoorheffing worden opgesteld:
1ste aangifte
In de eerste aangifte komt in het vak 'Belastbare inkomsten' het bruto belastbaar inkomen en in het vak 'Verschuldigde BV' de ingehouden bedrijfsvoorheffing.
2de aangifte
In de tweede aangifte komt in het vak 'Belastbare inkomsten' eveneens het bruto belastbaar inkomen.
In het vak 'Verschuldigde BV' komt een negatief bedrag, afhankelijk van de groep waaronder de werkgever valt, gelijk aan respectievelijk 10% of 20% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing. Naargelang de groep waaronder de werkgever valt, verschilt de te gebruiken code in het vak 'aard inkomen'.
De werkgever moet een nominatieve lijst ter beschikking van de administratie houden met daarin, voor elke werknemer:
1. de volledige identiteit;
2. het nationaal nummer;
3. het bedrag van de betaalde of toegekende bruto belastbare bezoldigingen;
4. het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing.
Tevens moet de werkgever het bewijs ter beschikking van de administratie houden dat hij voldoet aan de voorwaarden, afhankelijk van de vrijstelling die hij gevraagd heeft, van respectievelijk een startende kleine vennootschap of een startende microvennootschap.
Blijf op de hoogte
Wil je op de hoogte blijven van wijzigingen van deze maatregel en andere maatregelen in de Subsidiedatabank? Dat kan via de gratis 'Nieuwsbrief van de Subsidiedatabank'.
Contact
Bijkomende informatie over deze maatregel kan je terugvinden op de website van FOD Financiën (zie ondernemingen > personeel en loon > bedrijfsvoorheffing > vrijstellingen > startende ondernemingen) en de FAQ - Vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing - Startende ondernemingen op MyMinFin.
Zie ook Commentaar van art.275^10, WIB.