Staatssteun door gemeenten: Wat vraagt Europa?

Publicatiedatum

De Europese staatssteunregelgeving dateert van 1956, ook de lokale overheden moeten ze correct toepassen. Vandaag gebeurt dat nog altijd niet of onvoldoende. Vanaf 1 januari 2026 zullen gemeenten de de-minimissteun die ze aan bedrijven en organisaties verlenen, moeten invoeren in een database. Op termijn komt er mogelijk meer Europese controle op de correcte toepassing van de regels. Omdat dit voor veel lokale besturen nog onbekend terrein is, organiseert de VVSG op 18 november een studiedag over dit belangrijke onderwerp.

De Europese regels in verband met staatssteun staan sinds 1956 in het Europese Verdrag en zijn al die tijd onveranderd gebleven. Karel De Corte, adviseur staatssteun bij VLAIO, schetst de grote lijnen van de regelgeving. ‘Onder staatssteun verstaat Europa een voordeel dat een overheid geeft aan een bedrijf dat daar onder normale marktomstandigheden geen beroep op zou kunnen doen. Je denkt meteen aan subsidies, maar staatssteun gaat ruimer. Het kan ook gaan over het gratis ter beschikking stellen van bepaalde infrastructuur door de overheid, de kwijtschelding van een schuld, een belastingverlaging voor een bepaalde groep van bedrijven die niet geldt voor andere ondernemingen. Essentieel is dat er een mogelijke verstoring is van de mededinging. Als de federale overheid de vennootschapsbelasting voor alle bedrijven verlaagt, dan is dat geen staatssteun. Als een gemeente een belasting kwijtscheldt voor alle bedrijven op haar grondgebied, dan is dat een algemene maatregel die de markt niet verstoort en dus geen staatssteun. De Europese Commissie interpreteert het begrip wel strikt. Opdat een maatregel geen staatsteun zou zijn, moet hij automatisch van toepassing zijn op alle ondernemingen. Dat een subsidiereglement openstaat voor alle bedrijven is niet voldoende, want ze zullen de steun niet allemaal aanvragen en dus is er een mogelijke marktverstoring.’

Nagenoeg alle staatssteun door lokale overheden kan onder de de-minimisverordening vallen. Tot nu toe moeten ze die steun niet registreren, dat verandert vanaf 1 januari 2026.

Karel De Corte
adviseur staatssteun, VLAIO

Sociale economie en kinderopvang

Europa vult het begrip onderneming zeer ruim in. Ook vzw’s en non-profitorganisaties vallen onder de regelgeving als ze een economische activiteit uitvoeren, dat wil zeggen als ze goederen en diensten aanbieden op een markt. Voorbeelden van sectoren die dan in beeld komen op het niveau van de lokale overheid, zijn sociale economie en kinderopvang. Kinderopvang kan ook door de private sector worden aangeboden, hetzelfde geldt voor de goederen en diensten die sociale-economiebedrijven leveren. De Europese Commissie beschouwt die als commerciële activiteiten. In dit verband moeten we het ook even hebben over diensten van algemeen economisch belang, een begrip waar veel lokale overheden al mee vertrouwd zijn. Als de markt een noodzakelijke dienst niet of niet tegen maatschappelijk aanvaardbare voorwaarden aanbiedt, mag een overheid een onderneming compenseren voor het uitvoeren van die dienst. Dat wordt dan geen staatssteun genoemd.

De minimis

Al het voorgaande betekent niet dat staatssteun niet kan onder de Europese regelgeving. Om steun aan bedrijven te rechtvaardigen zijn twee verordeningen van belang. Karel De Corte: ‘De eerste is de algemene groepsvrijstellingsverordening. Die vermeldt heel wat soorten investeringen of kosten die subsidiabel zijn, zoals investeringssteun voor kmo’s, steun voor onderzoek en ontwikkeling, voor adviesverlening of opleiding voor kmo’s. Een overheid neemt dan een bepaald percentage van de kosten op zich. De procedure verbonden aan deze verordening is vrij zwaar, er is onder meer een jaarlijkse rapporteringsplicht in een Europese database. Nagenoeg alle staatssteun door lokale overheden kan evenwel onder de tweede verordening gevat worden, de de-minimisverordening. Hierbij gaat het over staatssteun ten belope van maximaal 300.000 euro per bedrijf over een periode van drie jaar, door alle overheidsniveaus samen. De Europese Commissie gaat ervan uit dat dit bedrag te klein is om de mededinging tussen bedrijven te verstoren. Tot nu toe is er geen database voor alle steun die onder de minimis wordt verleend. Er wordt gewerkt met een verklaring op eer van het bedrijf dat het maximale bedrag over drie jaar niet is overschreden. Daar komt verandering in. Vanaf 1 januari 2026 moet er een register zijn. Elke overheid die de-minimissteun toekent, zal dat moeten invoeren in een database van de Commissie.’ Ook de gemeente. Ze zal dus de nodige kennis in huis moeten hebben over de Europese regelgeving omtrent staatssteun en DAEB, over wat onder de de-minimisverordening kan vallen en wat niet, over wat beter onder de algemene groepsvrijstellingsverordening kan worden geregeld en hoe dat dan moet.

Lokaal en Vlaams spoor

Een van de weinige lokale besturen die al actief bezig zijn met de staatssteunregelgeving is Gent. De meldingsplicht die eraan komt, was niet de enige reden om het dossier op te pakken. An Rosiers, coördinator/expert Team Verbonden Rechtspersonen: ‘Een groep medewerkers, niet alleen van de juridische dienst, voelt al langer aan dat we voor deze behoorlijk technische en complexe materie behoefte hebben aan afspraken en procedures. We werken op twee sporen. Het eerste is lokaal: we willen intern kennis en expertise opbouwen. In september vorig jaar hebben we een interne vorming georganiseerd die openstond voor alle geïnteresseerde medewerkers. Er waren 105 deelnemers. Vervolgens hebben we geïnventariseerd welke diensten en collega’s met staatssteunregels in aanraking kwamen. Die medewerkers zullen we samenbrengen in een intern kennisnetwerk. Intussen werken we aan de opmaak van infofiches  die de basis zullen vormen voor het uitwerken van typecases. Daarbij gaat het zowel over uitgaande steun – steun van de stad aan ondernemingen –  als inkomende steun – wij ontvangen zelf ook middelen van andere overheden die als de minimis zijn aangemerkt. Maar om op dit vlak een echt kwalitatieve sprong voorwaarts te maken, zal het lokale spoor niet volstaan. Het heeft ook geen zin dat elk lokaal bestuur diepgaande expertise ontwikkelt. Daarom is er een overkoepelend initiatief nodig. We kijken met bewondering en een beetje jaloezie naar het Kenniscentrum Europa Decentraal in Nederland. Het werd al in 2002 opgericht door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het biedt onder meer betreffende staatssteunregels veel hands-on ondersteuning aan lokale besturen, het ontsluit de regelgeving, het beantwoordt concrete vragen. Het lokale en bovenlokale spoor zijn beide nodig om aan onze Europese verplichtingen te voldoen. We staan dan ook volledig achter het VVSG-memorandum dat aandringt op een Vlaams initiatief.’

Auteur: Bart Van Moerkerke, redacteur Lokaal, VVSG

Dit artikel verscheen in de editie september 2024 van het magazine Lokaal van de VVSG.

Delen: