Steeds meer scale-ups in Vlaanderen
Visienota ‘Meer en ambitieuzer ondernemerschap’
In juli 2015 keurde de Vlaamse Regering de visienota ‘Meer en ambitieuzer ondernemerschap’ goed. Daarin staan onder andere deze twee paragrafen.
- Het ontwikkelingsniveau van een land bepaalt de in te zetten instrumenten
Snelle groeiers dragen het meest bij aan de netto job creatie en innovatie. Dit ondanks het feit dat zij slechts een klein aandeel vormen in de totale groep van ondernemingen. Gemeten naar groei in tewerkstelling, bedraagt hun aandeel in de meeste economieën tussen de 3,5% en 6%. Vlaanderen wil in 2020 behoren tot de Europese top 5 op vlak van snelgroeiende ondernemingen (SGO). Daarvoor moet het aandeel SGO groeien tot vermoedelijk dicht bij 5%. - Inzetten op ambitieus ondernemerschap: sterke groeibedrijven
Een ander speerpunt van het nieuwe Agentschap wordt de ondersteuning van de doorgroei van ondernemingen. De achterstand in hoge groeiondernemingen ten opzichte van vergelijkbare kenniseconomieën als Vlaanderen wordt weggewerkt door de selectieve, intensieve begeleiding van beloftevolle bedrijven. Internationalisering blijft daarbij een belangrijk aandachtspunt.
Vijf partners voor meer scale-ups
Agentschap Innoveren & Ondernemen (VLAIO) stelde vijf partners aan om ambitieuze ondernemers te begeleiden met een selectief aanbod: Netwerk Ondernemen, Sirris/Agoria, Voka, EYnovation en Unizo. Deze ondernemers zijn ook een rolmodel voor andere ondernemers en dragen bij aan een cultuuromslag in de samenleving zodat er meer waardering is voor succesvol ondernemerschap.
Twee ambitieuze doelstellingen
Om het effect van het beleid te monitoren, werden twee ambitieuze doelstellingen vooropgesteld:
- Tegen 2020 moet het aandeel snelle groeiers, gemeten in tewerkstellingsaangroei, 5% van het totaal aantal Vlaamse bedrijven bedragen;
- Tegen 2020 moeten er meer dan 2020 snelle groeiers, gemeten in bruto toegevoegde waarde, zijn.
Monitoring op basis van tewerkstelling en bruto toegevoegde waarde
VLAIO en EWI stelden een monitoringinstrument op. Voor dit monitoringinstrument volgen we de definitie van OESO: gedurende drie opeenvolgende jaren groeien met gemiddeld 20% en bij het eerste jaar van de meting minstens 10 werknemers hebben. Omdat Eurostat een minder ambitieuze norm hanteert (gemiddeld 10% groei), houden we die cijfers ook bij om een internationale vergelijking mogelijk te maken.
Voor de twee definities volgen we telkens het aantal en het aandeel snelle groeiers op basis van tewerkstelling en op basis van bruto toegevoegde waarde. Dit geeft 8 cijferreeksen:
1. Aandeel snelle groeiers op basis van tewerkstelling
Onderstaande tabel geeft het aandeel snelle groeiers weer volgens de vier definities. De oranje lijn is daarin het belangrijkst. In 2017 (laatst beschikbare cijfers) hebben we voor het eerst het vooropgestelde aandeel van 5% overstegen. De conjunctuur zal daar ongetwijfeld aan toe hebben bijgedragen. De kunst wordt om het aandeel in de komende jaren boven de 5% te houden.
2. Aantal snelle groeiers op basis van bruto toegevoegde waarde
Onderstaande tabel geeft het aantal snelle groeiers volgens de vier definities. De gele balken zijn daarin het belangrijkst. In 2012 en 2017 bedroeg het aantal ongeveer 1700. Met uitzondering van het topjaar 2012, maakten die cijfers een golvende beweging. In 2016 en 2017 is er een duidelijke stijging. Het beleid van deze legislatuur zal er hopelijk toe bijdragen dat we eind volgend jaar veel dichter bij de doelstelling van 2020 zitten.
Tewerkstelling bij snelle groeiers
De snelle groeiers in tewerkstelling stelden in 2017 88.517 voltijdse equivalenten tewerk. Bij de snelle groeiers in bruto toevoegde waarde waren dat 118.739 voltijdse equivalenten.
Internationale vergelijking
De studies op basis van de OESO-definitie worden niet elk jaar gepubliceerd. Voor een internationale vergelijking zijn we aangewezen op de cijfers van Eurostat die 10% als groeinorm hanteert. De laatst beschikbare cijfers zijn van 2016. Op basis van die cijfers zitten we zeker nog niet in de top 5. Vlaanderen scoort beter dan het gemiddelde van de EU28 en enkele benchmarklanden zoals Denemarken, Finland, Frankrijk en Oostenrijk. Zweden en Nederland scoren merkelijk beter dan Vlaanderen.
De cijfers van 2017 zijn voor Vlaanderen veel beter dan die van 2016 (13,84% t.o.v. 10,97%). Om te weten of dat er voor zorgt dat we hoger klimmen in de rangorde, moeten we wachten op de volgende cijfers van Eurostat.