Zijn biostimulanten duurzamer dan conventioneel meststoffengebruik?
Hoe toon je de duurzaamheid van biostimulanten aan in vergelijking met klassieke meststoffen in de landbouwindustrie? Met die vraag gaat UGent doctorandus Robin Daenen in zijn Ecostimuli-project aan de slag. Voor de praktische uitwerking van zijn onderzoek werkt hij via een Baekeland-mandaat nauw samen met Aphea.Bio. Een uitgelezen kans om als doctorandus je horizon te verbreden door met je voeten (letterlijk) in het veld te staan.
Hoe kwantificeer je duurzaamheid?
Robin Daenen: “Ik was aan de UGent betrokken bij een kortetermijnproject van professor Nico Boon, mijn promotor, maar om te doctoreren zocht ik een vierjarig project. Daarop contacteerde mijn promotor Oliver Grunert, één van zijn oud-doctoraatsstudenten, zelf ook Baekeland-mandataris en nu programmaleider biostimulanten bij Aphea.Bio.”
“Aphea.Bio is een R&D-bedrijf in Gent, Zwijnaarde, dat gespecialiseerd is in het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor duurzame landbouw. Ze richten zich op het ontdekken van micro-organismen die van nature aanwezig zijn in de bodem, zoals bacteriën en schimmels, en de ontwikkeling van producten op basis van die micro-organismen, die de plantengroei bevorderen (biostimulanten) of de planten beschermen tegen plagen en ziekten (biocontrole producten). Deze biostimulanten en biocontrole producten worden toegepast in gewassenteelt en kunnen de schadelijke synthetische meststoffen en chemische bestrijdingsmiddelen vervangen, waardoor Aphea.Bio de overgang naar een gezondere en duurzame landbouw stimuleert.”
“De vraag is of het toevoegen van de biostimulanten het landbouwsysteem wel degelijk duurzamer maakt. Bedrijven kunnen wel beweren dat hun producten duurzamer zijn, maar valt dat ook met cijfers te staven? Hoe kwantificeer je m.a.w. duurzaamheid? Met mijn onderzoek focus ik daarom op het opstellen van een kwantitatieve duurzaamheidsanalyse van de biostimulantencase en welke parameters hiervoor relevant zijn.
Naar een nieuwe standaard
Robin: “Momenteel is er weinig duidelijkheid of consensus over de duurzaamheidsmetingen. Aphea.Bio neemt in die vraag een voortrekkersrol op. Met een voorstel voor een onderbouwde kwantificatiemethode zijn ze pioniers en starten ze de discussie op binnen de industrie van de biostimulanten. Welke indicatoren zijn relevant? In welk mate is deze nieuwe methode toepasbaar? Welke aanpassingen zijn er nodig?”
“Mijn onderzoek is multidisciplinair: Ik werk aan de UGent samen met drie promotoren, elk met hun eigen ervaring en expertise. Twee promotoren hebben kennis over de biologische processen in de bodem, de derde promotor heeft expertise in duurzaamheidsanalyses. In de buurt van Gent zijn we gestart met het aanleggen van veldproeven. Tijdens deze veldproeven meten we verschillende bodemparameters, waarmee we een nieuw model voor kwantitatieve duurzaamheidsanalyse willen maken.”
The Green Deal: Europa wil dat we tegen 2030 onze minerale stikstof met 20% verminderen. Heel wat van de meststoffen die we vandaag in Europa in de landbouw gebruiken zijn gebaseerd op minerale stikstof. Door biostimulanten in te zetten, lijkt het haalbaar om die 20% reductie te halen zonder of met een beperkt opbrengstverlies. Maar om de duurzaamheid daarvan in kaart te brengen, moet je de hele supply chain in rekening brengen: hoe verloopt het productieproces van de biostimulant? Maar ook achter de reguliere meststoffen schuilt een heel proces dat energie vraagt en natuurlijk mogen we de veranderende bodemprocessen door het gebruik van meststoffen niet vergeten.
Een Baekeland-mandaat, wat betekent dat?
Robin: “Bij het aanmeldproces is er een jurymoment. Ik verwachtte een koele sfeer, maar dat viel bijzonder goed mee. De juryleden namen de tijd om zichzelf voor te stellen en te luisteren naar wie ik was. Ze interesseerden zich zowel voor het project zelf als voor het proces. Had ik x besproken? Hoe had ik y aangepakt? … Er zaten best pittige vragen tussen, maar door een goede voorbereiding, oprechte interesse van de juryleden en de aangename sfeer, heb ik mezelf kunnen tonen zoals ik dat wilde.”
“Eens goedgekeurd, volgt zo’n Baekeland-mandaat het traject van een doctoraatsonderzoek van vier jaar. Het draait om een groeiproces. Het eerste jaar werk je je in. Mijn eerste mijlpaal is om relevante bodemparameters te selecteren en hiervoor een geschikte meetmethode te hebben. Dat vraagt om een intensief onderzoeks- en selectieproces, want je bent toch altijd bang om iets te laten liggen dat alsnog belangrijk blijkt.”
“Als student vond ik onderzoek heel interessant, de richting waarin ik verder wil. Maar of dat nu in de academische wereld was of op industrievlak, dat weet ik op dit moment nog niet. Met het Baekeland-mandaat krijg ik de kans om de twee kanten van de onderzoeksmedaille te bekijken en te ervaren.”
Bruggenbouwer
Robin: “Via de afdeling UGent TechTransfer bouwt de Universiteit Gent bruggen naar de industrie. Zo kwam ik aan het begin van het schrijven van mijn projectvoorstel in contact met Maaike en Sabina van het Business Development Center, CropFit, dat gespecialiseerd is in biostimulanten en biocontrole. Zij ondersteunden mij bij de valorisatie van mijn project en hielpen mij vragen te beantwoorden zoals: waarom zou mijn onderzoek interessant zijn voor dat bedrijf? Wat is de meerwaarde voor Vlaanderen? Ik kon ook terecht bij andere contactpersonen van UGent TechTransfer, zoals Karen Curé, die vragen beantwoordde over de meer algemene aspecten van technologieoverdracht. Voorheen had ik weinig begrip van patenten of bedrijfsgeheimen, maar ik leerde snel dat er veel meer bij komt kijken.”
Baekeland-mandaten
Met Baekeland-mandaten biedt VLAIO onderzoekers de kans een doctoraat uit te voeren in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven.
Lees meer over Baekeland- en innovatiemandaten in dit artikel