Wie heeft recht op het globalisatiemechanisme 2021?
De onderneming is een vennootschap, vereniging of stichting met rechtspersoonlijkheid van privaat recht of een buitenlandse onderneming met een vergelijkbaar statuut, die voor het kalenderjaar 2019 en 2020 een jaarrekening heeft neergelegd en voor het kalenderjaar 2021 een jaarrekening zal neerleggen.
De vereniging en de stichting moeten een economische activiteit uitoefenen.
Ondernemingen die pas in 2021 zijn opgestart dienen geen neergelegde jaarrekeningen voor de kalenderjaren 2019 en 2020 te hebben.
Eenmanszaken kunnen geen aanvraag indienen.
De onderneming:
- is uiterlijk op 1 juli 2021 opgestart
- heeft op 1 juli 2021 een actieve exploitatiezetel in het Vlaams Gewest opgenomen in de Kruispuntbank van Ondernemingen
- heeft in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 een omzet, exclusief btw, van minstens € 600.000
- heeft een omzetdaling van minstens 40% in het kalenderjaar 2021 en van minstens 60% in ten minste twee aparte kwartalen van het kalenderjaar 2021 ten aanzien van dezelfde periode in 2019.
- heeft niet gedekte vaste kosten in het kalenderjaar 2021
De onderneming met een minimale omzet van € 50.000.000 in het kalenderjaar 2019 kan steun voor een bedrijfstak van de onderneming aanvragen.
De bedrijfstak komt enkel in aanmerking als hij voldoet aan alle volgende voorwaarden:
- heeft een actieve vestiging in het Vlaams Gewest
- zijn omzet bedraagt minstens € 33.000.000 of één derde van de totale omzet van de onderneming in het kalenderjaar 2019
- heeft een verruimde tewerkstelling van minstens 25 voltijdsequivalent tewerkgestelden
- heeft een omzetdaling van minstens 40% in het kalenderjaar 2021 en van minstens 60% in ten minste twee aparte kwartalen van het kalenderjaar 2021
Voormelde omzet, de verruimde tewerkstelling en de omzetdaling van de bedrijfstak worden vastgesteld op basis van een verklaring op eer door een erkende (fiscaal) accountant, een bedrijfsrevisor of een gecertificeerde accountant.
Volgende ondernemingen zijn uitgesloten:
- ondernemingen die zich in een niet-actieve toestand bevinden ingevolge faillissement, vereffening, stopzetting of ontbinding
- holdingvennootschappen
- patrimoniumvennootschappen (verhuur en exploitatie van eigen of geleased niet-residentieel onroerend goed, exclusief terreinen)
- managementvennootschappen
- ondernemingen waarvan de zaakvoerder als bestuurder of vennoot verbonden is met een andere onderneming die de subsidie heeft ontvangen en waaraan zij alleen ondersteunende en administratieve diensten verlenen
- ondernemingen die zich reeds op 31 december 2019 in moeilijkheden bevonden volgens de definitie opgenomen in de Tijdelijke Kaderregeling COVID-19
- kredietinstellingen en de financiële instellingen die onder toezicht vallen van de Nationale Bank van België
- ondernemingen die op het moment van de subsidieaanvraag een insolventieprocedure hebben lopen of gedagvaard zijn door de RSZ als vermeld in de VKBO
- ondernemingen die niet beschikken over een geregistreerd kassasysteem conform artikel 21bis van de het koninklijk besluit nr.1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde en artikel 2bis van het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen
De subsidie is intuitu personae, kan niet overgedragen worden aan een derde en is niet vatbaar voor beslag.
De subsidie kan niet gecumuleerd worden met andere steun verleend voor dezelfde niet gedekte vaste kosten en kan geweigerd, niet-uitbetaald of teruggevorderd worden als de onderneming niet voldoet aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.
Welke omzetdaling dient aangetoond te worden?
1) Omzetdaling van minstens 40% voor het volledige kalenderjaar 2021
De omzetdaling is de daling van de omzet ten gevolge van de coronavirusmaatregelen, exclusief de btw en op basis van:
- de ontvangstbewijzen van de btw-aangiftes van het kalenderjaar 2021. Als referentieperiode geldt het kalenderjaar 2019.
- een verklaring op eer door een erkende externe (fiscaal) accountant, bedrijfsrevisor of een gecertificeerd accountant over de omzet, exclusief btw, volgens de ontvangstbewijzen van de btw-aangiftes in het kalenderjaar 2021. Als referentieperiode geldt het kalenderjaar 2019.
Voor ondernemingen die nog niet gestart waren bij aanvang van de voormelde referentieperiode is de omzet in de referentieperiode de verwachte omzet van 2021, vermeld in het financieel plan dat neergelegd werd bij de oprichting van de onderneming.
Voor ondernemingen die in de loop van de referentieperiode gestart zijn, wordt de omzet vanaf de start tot 31 december 2019 herrekend naar een omzet van het kalenderjaar 2019. De omzet vanaf de start van de onderneming tot 31 december 2019 wordt gedeeld door het aantal volle gepresteerde maanden in de referentieperiode en vermenigvuldigd met 12.
2) Omzetdaling van minstens 60% in minstens 2 aparte kwartalen in het kalenderjaar 2021
De omzetdaling is de omzetdaling van het kwartaal in 2021 ten gevolge van de coronavirusmaatregelen, exclusief de btw, op basis van:
- de ontvangstbewijzen van de btw-aangiftes van een kwartaal in het kalenderjaar 2021. Als referentieperiode geldt het overeenstemmende kwartaal in het kalenderjaar 2019
- een verklaring op eer door een erkende externe (fiscaal) accountant, bedrijfsrevisor of een gecertificeerde accountant over de omzet, exclusief btw, volgens de ontvangstbewijzen van de btw-aangiftes van een kwartaal in het kalenderjaar 2021. Als referentieperiode geldt het overeenstemmende kwartaal in het kalenderjaar 2019.
Voor ondernemingen die nog niet gestart waren bij aanvang van de voormelde referentieperiode is de omzet in de referentieperiode de verwachte omzet voor het overeenstemmend kwartaal in 2021, vermeld in het financieel plan dat neergelegd werd bij de oprichting van de onderneming.
Voor ondernemingen die in de loop van voormelde referentieperiode gestart zijn, wordt de omzet vanaf de start tot het einde van voormelde referentieperiode herrekend naar een omzet van voormelde referentieperiode. De volgende formule wordt hierbij gehanteerd: de omzet vanaf de start van de onderneming tot het eind van voormelde referentieperiode wordt gedeeld door het aantal volle gepresteerde maanden in voormelde referentieperiode en vermenigvuldigd met 3.
Uitzonderlijke en éénmalige opbrengsten of inkomsten, die geen verband houden met de algemene bedrijfsvoering van de onderneming worden niet meegeteld voor de berekening van de omzetdaling.