Wie heeft recht op het Vlaams beschermingsmechanisme 7?
Het Vlaams beschermingsmechanisme 7 is er voor de onderneming met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest:
- die open is maar die ingevolge de maatregelen van het Overlegcomité vanaf 28 oktober 2020 inzake het coronavirus en de daaruit voortvloeiende maatregelen van de bevoegde autoriteiten inzake burgerlijke veiligheid geconfronteerd wordt met een omzetdaling van minstens 60% in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april 2021 of in de periode van 1 april 2021 tot en met 25 april 2021.
- die verplicht gesloten is in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april.
Raadpleeg de lijst van die gesloten sectoren met de toepasselijke minimum en maximum steunbedragen.
De referentieperiode is de maand april 2019.
Ondernemingen die hoofdzakelijk toeleveren aan een gesloten sector kunnen eveneens kiezen voor de periode van verplichte sluiting van hun afnemers. In dat geval moeten ze evenwel ook een omzetdaling van minstens 60% hebben.
Indien een restaurant in de periode van 1 april 2019 tot en met 30 april 2019 50% of meer van zijn omzet uit take away-activiteiten haalde, moet deze onderneming wél een omzetdaling van minstens 60% aantonen.
Als café en restaurant worden beschouwd de ondernemingen met als hoofdactiviteit volgende RSZ- of btw-NACE-code in de Kruispuntbank van Ondernemingen:
- 56101 - Eetgelegenheden met volledige bediening;
- 56102 - Eetgelegenheden met beperkte bediening;
- 56301 - Cafés en bars.
Zij moeten meer dan 50% van hun omzet halen uit deze activiteit.
Ondernemingen die niet verplicht dienden te sluiten, moeten aantonen dat hun omzetdaling van minstens 60% het gevolg is van de substantiële exploitatiebeperkingen die ze ondervinden door de coronamaatregelen opgelegd door het Overlegcomité vanaf 28 oktober 2020 inzake het coronavirus en de daaruit voortvloeiende maatregelen van de bevoegde autoriteiten inzake burgerlijke veiligheid.
Ondernemingen die een verminderde omzet hebben die niet het gevolg is van de coronamaatregelen opgelegd door het Overlegcomité vanaf 28 oktober 2020 inzake het coronavirus en de daaruit voortvloeiende maatregelen van de bevoegde autoriteiten inzake burgerlijke veiligheid komen niet in aanmerking.
Komt mijn onderneming in aanmerking voor de subsidie?
Zelfstandigen en ondernemingen
Je komt in aanmerking als je op 1 april 2021 tot één van de volgende categorieën behoort:
- Zelfstandige in hoofdberoep
- Zelfstandige in bijberoep die in 2019 een beroepsinkomen (netto belastbaar inkomen) heeft van minstens € 13.993,78
- Zelfstandige in bijberoep die in 2019 een beroepsinkomen (netto belastbaar inkomen) heeft tussen € 6.996,89 en € 13.993,78 en als loontrekkende minder dan 80% is tewerkgesteld (= helft van de premie)
- Een vennootschap met rechtspersoonlijkheid van privaat recht met minstens 1 werkend vennoot of minstens 1 voltijdsequivalent bij de RSZ ingeschreven personeelslid
- Een buitenlandse onderneming met vergelijkbaar statuut met minstens 1 werkend vennoot of minstens 1 voltijdsequivalent bij de RSZ ingeschreven personeelslid
- Een vereniging met rechtspersoonlijkheid met economische activiteit met minstens 1 voltijdsequivalent bij de RSZ ingeschreven personeelslid.
Een startende zelfstandige die in 2019 geen volledig beroepsinkomen heeft, wordt gelijkgesteld met één van bovenstaande gevallen gelet op het verwachte beroepsinkomen, vermeld in het financieel plan.
Gepensioneerden die een zelfstandige activiteit uitoefenen en student-zelfstandigen komen in aanmerking voor zover ze voldoen aan voormelde voorwaarden. Ook journalisten en andere beroepscategorieën die van rechtswege zijn vrijgesteld van de wettelijke bijdragen kunnen genieten van deze steunmaatregel.
Algemene voorwaarden
- De onderneming of zelfstandige is volgens de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) op 1 april 2021 actief. Ondernemingen die zich in een niet-actieve toestand bevinden zijn uitgesloten (bijvoorbeeld ingeval van faillissement, vereffening, stopzetting, enzovoort).
- De onderneming heeft op 1 april 2021 een actieve exploitatie- of uitbatingszetel in het Vlaamse Gewest.
Uitgesloten ondernemingen
Volgende ondernemingen zijn uitgesloten:
- holdingvennootschappen;
- patrimoniumvennootschappen (verhuur en exploitatie van eigen of geleased niet-residentieel onroerend goed, exclusief terreinen);
- managementvennootschappen;
- ondernemingen waarvan de zaakvoerder als bestuurder of vennoot verbonden is met een andere onderneming die de subsidie heeft ontvangen en waaraan zij zakelijke diensten verlenen;
- de ondernemingen die achterstallige schulden hebben bij het Agentschap Innoveren & Ondernemen naar aanleiding van een terugvordering van een onterecht ontvangen corona hinderpremie, corona compensatiepremie, corona ondersteuningspremie of een Vlaams beschermingsmechanisme;
- de ondernemingen die op 1 april 2021 nog niet opgestart waren en niet beschikten over een actieve exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest overeenkomstig de Kruispuntbank van Ondernemingen;
- middelgrote en grote ondernemingen die reeds op 31 december 2019 in moeilijkheden waren, zoals vermeld in lid 22, c, en c bis, van de tijdelijke kaderregeling COVID-19;
- kleine ondernemingen die reeds op 31 december 2019 in moeilijkheden waren en momenteel in een nationale insolventieprocedure (WCO) zitten;
- de kredietinstellingen en de financiële instellingen die onder toezicht vallen van de Nationale Bank van België.
Kan ik een aanvraag indienen voor het Vlaams beschermingsmechanisme 7 wanneer ik nog een achterstallige schuld heb bij VLAIO?
(in geval van terugvordering van een corona hinderpremie, een corona compensatiepremie, een corona ondersteuningspremie of één van de vorige Vlaams beschermingsmechanismes)
Je zal een aanvraag kunnen indienen. Deze aanvraag zal ook behandeld worden. Een uitbetaling kan pas volgen nadat je de openstaande schuld hebt terugbetaald. Indien de schuld onbetwist is, d.w.z. dat er geen bezwaar of beroep loopt tegen de betreffende terugvordering, kan het steunbedrag van het Vlaams beschermingsmechanisme in mindering gebracht worden van de terug te betalen schuld aan VLAIO.
Welke omzetdaling moet je aantonen om in aanmerking te komen voor de steunmaatregel?
Tenzij de onderneming verplicht gesloten moest worden, dient de onderneming een omzetdaling van minstens 60% te hebben ten gevolge van vermelde exploitatiebeperkingen door de coronavirusmaatregelen in de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april 2021.
Niet-essentiële handelszaken kunnen ook kiezen om deze omzetdaling van minstens 60% aan te tonen voor de periode van 1 april tot en met 25 april 2021. Niet-essentiële handelszaken dienen de omzet uit de verkoop van vooraf bestelde goederen, die afgehaald of thuis geleverd worden, niet mee te tellen in de berekening van de omzetdaling van minstens 60% voor de maand april 2021.
De referentieperiode is de volledige maand april 2019 ook indien men als niet-essentiële handelszaak de omzetdaling van minstens 60% aantoont voor de periode van 1 april tot en met 25 april 2021.
Wat als je in de referentieperiode een abnormaal lage omzet realiseerde?
Je mag de normale referentieperiode vervangen door een andere representatieve periode van een overeenkomstig aantal dagen bij een abnormaal lage omzet als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden zoals in geval van zwangerschapsverlof, arbeidsongeschiktheid, hinder wegenwerken, sluiting door renovatiewerken,… tijdens de normale referentieperiode in 2019. In je aanvraag moet je wel omstandig motiveren waarom je voor een andere referentieperiode kiest. De alternatieve referentieperiode kan enkel een periode zijn in 2019 of 2020.
Wat als je een startende onderneming bent?
Dan vergelijk je de gerealiseerde omzet in de periode van omzetdaling in 2021 met de verwachte omzet uit je financieel plan voor die zelfde periode. Startende ondernemingen die geen financieel plan moesten neerleggen bij opstart (bv. eenmanszaken) moeten een financieel plan opstellen om de lagere omzet te verantwoorden. Je kan je als starter bij de aanvraag ook baseren op werkelijke omzetcijfers uit een afwijkende referentieperiode. Als startende onderneming worden voor deze steunmaatregel beschouwd de ondernemingen met startdatum vanaf 1 mei 2019 in de KBO.
Wat is de omzetdaling?
De omzetdaling is de daling van de omzet (ZONDER btw) ingevolge verminderde prestaties door exploitatiebeperkingen ingevolge de opgelegde coronavirusmaatregelen, dus niet door uitgestelde facturatie. De omzetdaling wordt aangetoond op basis van een van volgende elementen:
- dagontvangsten
- geleverde prestaties
- tijdsregistratie
Uitzonderlijke en éénmalige opbrengsten of inkomsten worden niet meegeteld voor de berekening van de omzetdaling.
Dit Vlaams beschermingsmechanisme is een subsidie om bedrijven met een vestiging in Vlaanderen en met omzetdaling omwille van exploitatiebeperkingen ingevolge de maatregelen genomen door het Overlegcomité vanaf 28 oktober 2020 en later, en de daaruit voortvloeiende maatregelen van de bevoegde autoriteiten inzake burgerlijke veiligheid, financieel te ondersteunen. Dit betekent concreet dat de omzetdaling het direct of indirect gevolg moet zijn van deze coronamaatregelen. De onderneming moet de link leggen tussen de maatregelen die moeten nageleefd worden en de gevolgen hiervan op haar beroepsuitoefening. Zij moet deze exploitatiebeperkingen zelf motiveren bij de indiening van haar aanvraag. Hiervoor dient zij te vermelden:
- over welke coronavirusmaatregel vanaf 28 oktober het gaat – check hiervoor www.info-coronavirus.be/nl/faq.
- en hoe deze coronavirusmaatregel de normale uitoefening van haar activiteiten onmogelijk maakt.
Ondernemingen die verplicht werden te sluiten dienen de exploitatiebeperking niet te motiveren in de aanvraag.
De steun wordt toegekend op ondernemingsniveau. Dit betekent dat ondernemingen met toegestane en gesloten activiteiten of vestigingen enkel als verplicht gesloten wordt beschouwd als ze hun omzet halen uit de gesloten hoofdactiviteit. De hoofdactiviteit is de activiteit die meer dan 50% van de omzet genereert.
Hoe kunnen ondernemingen die werken met het forfaitair btw-stelsel hun omzetdaling aantonen?
Ondernemingen die werken met het forfaitair btw-stelsel moeten een geraamde omzet opgeven. Deze raming wordt gemaakt op basis van de aankoopborderellen, aankoopfacturen, uurtarieven. Je vindt op deze webpagina meer informatie over welke ondernemingen met het forfaitair btw-stelsel kunnen werken.
Bewijsstukken die we kunnen opvragen ter controle van deze geraamde omzet zijn dezelfde bewijsstukken die moeten bijgehouden worden voor de FOD Financiën.