De methode (HOE)
Het VLAIO EntreDesign Canvas steunt op een ontwerpgerichte benadering van ondernemerschapsonderwijs. Deze benadering start vanuit het besef dat er niet één "beste" methode is om ondernemerschapsonderwijs te beoefenen (aangezien dit sterk afhangt van de context). Sommige benaderingen zijn evenwel effectiever dan andere. Het canvas bouwt voort op inzichten vanuit wetenschappelijk onderzoek en reikt tevens een aantal evidence-informed aanbevelingen aan.
Voor de bouwfase wordt een middelste canvas (HOE) met 3 ontwerpeisen en 11 ontwerpvariabelen (de oranje, blauwe en groene knoppen) ter ondersteuning aangeboden. Deze dimensies helpen de docent/leerbegeleider nadenken over concrete beslissingen die tijdens het ontwerpproces van ondernemend onderwijs moeten gemaakt worden.
De 3 basisprincipes (zwart) die altijd aanwezig moeten zijn:
- Omvat het onderwijs- of leerprogramma het werken aan een authentieke taak met meerdere oplossingsmogelijkheden?
- Doorlopen studenten een ondernemende proces van waardecreatie: kansen zien en evalueren, verzamelen van middelen, in actie komen?
- Leidt het leerproces tot een artefact dat waarde heeft voor een ander?
De 11 dimensies waarover de docent/leerbegeleider moet nadenken en beslissen worden in drie categorieën onderverdeeld: het ondernemend proces, de taken & context, relaties. Deze dimensies zijn zo geformuleerd dat je ze als uitersten in een continuüm kan gebruiken en duidelijk aanwezig kan maken in je OO-programma, afhankelijk van de leercontext, de leerdoelen en doelgroep. Het canvas helpt je om systematisch na te denken over de hoeveelheid complexiteit en onzekerheid die je wilt inbouwen.
Hoe te gebruiken?
Begin met de drie basisprincipes. Zitten deze kenmerken in je programma en hoe zien die er dan uit? Positioneer vervolgens je OO-programma in de 11 dimensies.
- Hoe ziet het ondernemende proces eruit? (blauwe principes)?
- Hoe ziet de taak eruit (oranje principes)?
- Wat is de rol van anderen (groene principes?)
Er is geen goed of fout. Je kunt juist een meer bewuste afweging maken in hoeveel complexiteit en onzekerheid je in je onderwijs wilt
aanbrengen passend bij je leerdoelen en doelgroep. Ga het gesprek aan over hoe deze dimensies nu in je OO-programma zitten, welke variatie of opbouw je hierin hebt binnen een groter programma of juist binnen een bepaalde cursus. Bedenk samen in hoeverre de huidige vormgeving van het OO-programma past bij hoe je het eigenlijk zou willen, en wat je dus zou willen veranderen.
Kortom, gebruik het schema om je OO-programma te positioneren op de aangeboden schalen (van blauw over blauw-groen tot groen) en concreet te vertalen. Ontdek waar je ontwikkelprioriteiten zitten. Formuleer vervolgens samen concrete acties.
Enkele hulpvragen:
- Hoe komt het hele ondernemende proces aan bod?
- Welke waarde(n) wordt gecreëerd? En voor wie?
- Is er een helder en vooraf bepaald doel of werkt de student vanuit zijn eigen kunnen en wensen (methode)?
- Hoe krijgt het iteratieve proces (experimenteren – reflecteren – aanpassen) vorm?
- Wat is de rol en zeggenschap van de student, docent en externen in het proces?
- Wat is de rol van vakkennis in het OO-programma?
- Hoe hangen de verschillende dimensies met elkaar samen?